Weer eens geheel toevallig kreeg ik vlak nadat ik mijn vorige stuk over nieuwe gewoonten had geschreven een nieuwsbrief van Gretchen Rubin over goede voornemens juist in deze tijd. Ze sloot af met: ‘We can accept ourselves and be kind to ourselves, and also expect more from ourselves, as we all struggle to get through this difficult, unprecedented crisis.’
Net als 1 januari kan dit namelijk een geschikt moment zijn om met een schone lei te beginnen, omdat vaste routines voor veel mensen toch al in meer of mindere mate overhoop zijn gegooid door het sluiten van scholen en het wegvallen van werk. Nu roep ik elk jaar vrij luid dat ik niet aan goede voornemens doe, en dat komt vooral omdat ik van tevoren al vrees dat ik aan het eind van januari dan moet erkennen dat iets me niet gelukt is. Bovendien ben ik nogal recalcitrant als het om externe verplichtingen gaat; ik tik dit stukje dan ook heel vroeg op Eerste Paasdag zonder fatsoenlijk te hebben ontbeten.
In mijn vorige blogpost had ik het al over mijn ogen en het verminderde zicht. Ik kom van min 8. (Dat is behoorlijk visueel gehandicapt, dat is ’s ochtends je ogen opendoen en helemaal niets in je omgeving scherp zien.) Ik droeg op mijn twaalfde al contactlenzen, wat voor de onzekere puber die ik was een zegen was, maar er zijn ook heel wat fijne momenten verpest omdat ik vaak op het verkeerde moment een vuiltje in mijn oog kreeg. Ik kan me nog een paniekaanval in Siena herinneren, toen mijn lens achter mijn oogbol was verdwenen. Of de keer dat ik op Utrecht Centraal mijn fiets stalde en mijn harde lens moest uitdoen omdat ik verging van de pijn… en de lens wegwoei. Die dingen waren destijds ook nog eens afgrijselijk duur.
Tegenwoordig herken ik bekenden op straat pas als ze dichtbij zijn en mis ik treinen omdat ik de bordjes op het perron niet meer van veraf kan lezen. Ik zit gelukkig nog lang niet op de -8, maar die wazige wereld van vroeger is voor mij een schrikbeeld. Ik heb dan ook ooit een rasterbril aangeschaft in de hoop dat dat zou helpen. Mijn altijd meelevende familie reduceerde die bril met gaatjes tot ‘een idiote insectenbril’ en ik kreeg de vraag of ik Jeff Goldblum in The Fly had gezien. En nee, ik merk helaas ook niet dat ik dankzij die bril scherper ben gaan zien.
Nu had ik jaren geleden op www.boekwinkeltjes.nl al het boek Beter zien zonder bril aangeschaft. Mijn exemplaar dateert van 1980 en het is een 10e (!) druk. (Voor niet-vertalers: dat halen 99% van mijn boeken niet.) Het idee van H.W. Bates en H. Benjamin is dat je je oogspieren kunt trainen en op die manier je zicht kunt verbeteren. Er zijn verhalen van mensen met jampotbrillen die nadien opeens zonder bril over straat konden. Nou, dat wilde ik natuurlijk weleens proberen.
Er worden allerlei oogoefeningen in beschreven, van palmeren (je handen voor je ogen doen en even alles donker maken, zinnig!) tot aan iets wat ‘zwaaien’ wordt genoemd (voor een raam gaan staan, je op een punt in de verte focussen, langzaam je gewicht van je ene voet naar de andere verplaatsen en intussen je ogen in tegengestelde richting bewegen. Niet te doen!). Maar het ergste kwam nog. In de vertaling van J.H.S. van Doorn las ik dat er een aanzienlijke verbetering zou optreden ‘indien dit tien tot twintig of dertig minuten gedaan wordt, twee à drie maal op een dag’. Juist ja, ik ga mijn ogen denk ik eerst maar eens kortere werkdagen en meer balkonpauzes gunnen.